Dirk Torfs (Flanders Make): “Samen met andere bedrijven nieuwe technologie ontwikkelen en ze met andere delen”
Flanders Make is onlangs Innovation Partner van Log!Ville geworden. Dit strategisch onderzoekscentrum voor de maakindustrie ondersteunt Vlaamse kmo’s en grote maakbedrijven om internationaal competitiever te zijn. “De focus ligt op onderzoek en innovatie om de ontplooiing van Industrie 4.0 te versnellen, waarbij wij verschillende actoren laten samenwerken binnen één ecosysteem. Veel innovaties zijn ook relevant voor de logistieke sector. Partner worden van Log!Ville was dan ook een evidente keuze”, zegt CEO Dirk Torfs.
Flanders Make is in 2014 gestart door het samenbrengen van de clusters Flanders Drive (auto-industrie) en Flanders Mechatronics Technology Center (machines), in samenwerking met een aantal departementen van alle Vlaamse universiteiten. Op basis van hoogtechnologisch onderzoek en innovatie biedt het actieve ondersteuning aan bedrijven in de (maak)industrie voor het ontwikkelen en optimaliseren van hun producten en productieprocessen.
Dirk Torfs: Wij brengen onderzoekers, bedrijven en overheid samen in een ecosysteem dat het mogelijk maakt om onderzoek en innovatie te versnellen en meerwaarde voor alle partijen te brengen. Flanders Make ageert als een orkestleider die partijen samenbrengt rond innovatie om de competitiviteit van de bedrijven te versterken en hen binnen Industrie 4.0 te begeleiden. Hiervoor steunen we op zo’n 800 experten, waarvan een kwart eigen onderzoekers en drie kwart onderzoekers verbonden aan een universiteit. Het onderzoek en de projecten die we leiden gaan uit van een lange termijninzicht, waarbij we technologie in de breedte zien. Industrie 4.0 is een transversale technologie die voor alle sectoren relevant is. Daarom brengen we onderzoekers samen die expert zijn in verschillende gebieden – zowel academici als specialisten in toepassingen – en bepalen toekomstige trends onze strategie. Toch is deze omgeving laagdrempelig. De overheid financiert het onderzoek en dat moet ten dienste staan van de bedrijven.
Flanders Make is gestart vanuit de maakindustrie. Hoe is de scope tot de logistiek uitgebreid?
DT: Industrie 4.0 stopt niet bij de maakindustrie. Het gaat ons dus niet alleen om het beter te laten werken van machines maar ook om nieuwe technologieën in te voeren zoals foutdetectie, artificiële intelligence, digitale tweelingen, visietechnologie, enzovoort. Deze kunnen ook in andere sectoren hun nut bewijzen, zoals bijvoorbeeld de logistiek. Daarom werken we ook nauw samen met VIL: die kent de noden van de logistieke sector, die overigens zelf verscheiden is. Zowat elke sector of industrietak heeft logistiek nodig.
In de logistiek worden zeer diverse technologieën aangewend die nauw aanleunen bij onze oorspronkelijke specialiteiten, de voertuigen en de machines. AMR’s (Autonomous Mobile Robots), bijvoorbeeld, zijn voertuigen die een nauwkeurige lokalisering en positiebepaling vergen, twee domeinen waarin we veel kennis in huis hebben. Wij hebben ook knowhow op gebied van visietechnologie en drones, die we hebben gecombineerd om drones binnen een logistieke of industriële omgeving aan te wenden voor inventarisatie.
Brengen jullie deze ontwikkelingen zelf op de markt?
DT: Dat is niet de bedoeling. We brengen verschillende competenties bij elkaar om, vertrekkend vanuit de specifieke noden van bedrijven, tot een werkend prototype te komen. Afhankelijk van het Technology Readiness Niveau (TRN) kan de ontwikkelde technologie door een bedrijf opgepakt en geïmplementeerd worden of desnoods verder ontwikkeld tot ze in de markt gezet kan worden. Of anders gezegd: wij brengen onderzoekers en ontwikkelaars samen om voor een bedrijf tot een werkbaar concept te komen. Als we aangetoond hebben dat het werkt, kan het ermee verder. Of kan een ander bedrijf met de ontwikkelde technologie aan de slag om zelf een toepassing te ontwikkelen.
Kunt u een voorbeeld geven?
Onderzoeker Ellen Van Nunen: Vlaamse bedrijven produceren zo’n 16 miljoen ton primair bedrijfsafval per jaar. Dit afval belandt in diverse type containers op de bedrijfsvloer, die opgehaald moeten worden. Na een brainstorm met een aantal leden identificeerde VIL een nood voor het automatiseren van dit proces. Ook het afvalverwerkingsbedrijf Indaver was op zoek naar automatiseringstoepassingen om het ophalen van afval op bedrijfssites te optimaliseren.
Samen met VIL en Indaver brachten we verschillende partijen samen om een Proof of Concept te realiseren van een systeem dat afvalcontainers autonoom kan verplaatsen: FT Group, een specialist in automatisatie van interne transport oplossingen; Pixelvision, een expert in visietechnologie; en de Universiteit Antwerpen met hun specialisme in sonar technologie.
Een dergelijk concept ontwikkelen is niet eenvoudig. Naast het feit dat er meerdere type containers autonoom opgetild en verplaatst dienen te worden, moest deze autonome oplossing ook zowel binnen een gebouw als erbuiten werken. Volle containers moeten namelijk vaak buiten op het bedrijfsterrein geledigd worden.
Om deze uitdaging aan te gaan, zijn we met artificiële intelligentie aan de slag gegaan: AI-algoritmes kunnen containers in moeilijke weersomstandigheden – zoals regen, mist en sneeuw – herkennen. dit is een typische taak voor Pixelvision. Flanders Make werkt aan ‘data augmentation’-technieken om dit soort AI-netwerken te trainen. Op basis van die beelden kan een AI-netwerk bijvoorbeeld leren hoe een container in de regen eruit ziet. Samen met nieuwe ultrasoontechnologie die de UAntwerpen ontwikkelde, konden we een robuuste oplossing integreren.
Het autonoom mobiel platform dat de containers verplaatst moet ook aan andere eisen voldoen. Het moet bijvoorbeeld ook over een minder glad wegdek kunnen rijden, een deksel kunnen plaatsen op een container, etc. Samen met FT Group hebben we geanalyseerd welk design naar verwachting het gunstigste is qua kosten en robuustheid.
Eens de basis gelegd in een Proof of Concept, kan men ook andere toepassingen uitwerken. Zo kregen we de vraag van de Audi-fabriek in Vorst voor AMR’s die zowel binnen de fabriek als er buiten kunnen gebruikt worden. De technologie ontwikkeld binnen het afvalcontainerproject – onder meer op gebied van visie, lokalisering en rijvaardigheden – kunnen we dus voor hen aanwenden.
Wie is eigenaar van de ontwikkelde technologie?
DT: Als het ‘one-to-one’ is, dus wanneer we voor één bedrijf een ontwikkeling doen, ligt de ‘intellectual property’ bij hen. Als het ‘one-to-many’ is, dus als het een generiek project is, ligt de IP bij de deelnemende ontwikkelingsbedrijven maar ook vaak bij ons. Andere bedrijven kunnen de technologie dan onder licentie gebruiken.
Waarom is Flanders Make Innovation Partner van Log!Ville geworden?
DT: Ten eerste om te tonen wat wij voor de logistieke sector kunnen betekenen. Ten tweede om nauwer in contact te komen met de sector – in de breedte en dus niet met één bedrijf. Ten derde het demonstreren van de technologie die er is. En ten vierde omwille van de netwerking. Wij kennen een klein deel van de logistiek sector terwijl VIL de hele sector kent. We hebben zo dus een veel bredere ‘reach out’, zodat we ook andere bedrijven kunnen inspireren en doen inzien ‘dat is mogelijk een toepassing voor mij’.
Anderzijds hebben wij de juiste connecties met andere technologieproviders en OEM’s. Het is zeer mooi als je die verschillende partijen samen kan brengen en kan zien welke gaten er nog zijn en hoe kunnen wij ervoor zorgen dat die gaten gedicht worden. Het gaat dus in de twee richtingen: er zijn toegevoegde waarde-elementen van Flanders Make naar Log!Ville toe en omgekeerd.
Zou dat kunnen leiden tot co-creatie?
EVN: Zeker. Dat is ons doel: samen met andere bedrijven nieuwe technologische innovaties ontwikkelen en de technologie die we al hebben met andere bedrijven delen, zodat we een impact kunnen maken en Vlaanderen op technologisch en innovatief vlak competitief blijft.
Onderzoek en innovatie is voor veel mensen onbekend. Wat we steeds meer proberen te doen, is inzetten op demonstratoren zodat bedrijven kunnen zien dat in de innovatie niet alleen potentie zit in een bepaalde sector, maar ook in andere sectoren. Als ze onze technologie hier kunnen zien, dan hopen we dat ze ons ook de vraag stellen: ‘als je dit kunt, dan kun je misschien dat voor ons doen’. Die bredere blik op de wereld kan dus leiden tot nieuwe samenwerkingen.
Wat stelt Flanders Make op Log!Ville ten toon?
EVN: Op onze booth tonen we twee van die logistieke demonstratoren: onze inventarisdrone die dozen in de rekken van een magazijn kan tellen en producten kan lokaliseren. En een robotarm met een Pickit-camera, die zeer effectief producten kan opnemen: de robot is uitgerust met een visiesysteem dat door AI-algoritmes efficiënt en snel te trainen is. Zo kan het objecten zelfs in een ongestructureerde omgeving herkennen.
Die robotarm is overigens een Proof of Concept. Door die op Log!Ville te tonen, kunnen we bedrijven – bezoekers en andere partners – aanspreken die de technologie in hun toepassingsgebied willen aanwenden of verder ontwikkelen. Bijvoorbeeld onder licentie.
Trouwens: ook de visietechnologie die voor de drone is ontwikkeld, kan op andere manieren ingezet worden, bijvoorbeeld door ze op de mast te plaatsen op een AMR of een heftruck.
Met deze twee voorbeelden willen we dus ook aantonen dus dat de technologie die we ontwikkelen herbruikbaar is en bouwblokken kan vormen voor andere toepassingen.